Bevrijding Auschwitz: de familie Lopes Suasso

Afb. Jonkheer Francisco Ephraïm Lopes Suasso (1864-1944), de laatste mannelijke telg van het adellijke geslacht Lopes Suasso. Foto met dank aan www.joodsmonument.nl.

Zesenzeventig jaar geleden werd op 27 januari het vernietigingskamp Auschwitz bevrijd. Op deze datum wordt maandag herdacht dat zes miljoen Joden vermoord werden.

Onder deze zes miljoen namen ook drie leden en drie aangehuwde leden van de adellijke familie Lopes Suasso. Het geslacht Lopes Suasso gaat terug tot in de 16e eeuw in Spanje. In 1676 werd een voorvader door Koning Karel II van Spanje verheven tot Baron van Avernas le Gras. In de 17e eeuw vestigde de familie zich in Nederland en behoorde hier tot de Portugees-Joodse gemeente.

De familie maakte fortuin als handelaren en bankiers en financierde de politiek van Stadhouder Willem III die leidde tot de ‘Glorious Revolution’ in Engeland en de koningskroon voor Willem III. In de jaren 1818, 1821 en 1831 werden drie leden in de Nederlandse adel erkend met het predikaat van jonkheer.

In de Tweede Wereldoorlog kwamen de volgende familieleden om in de concentratiekampen:

Jonkheer Francisco Ephraïm Lopes Suasso, geboren Amsterdam 31 oktober 1864, overleden concentratiekamp Auschwitz omstr. 21 mei 1944, 79 jaar, weduwnaar van Estella Lopes Suasso née Henriques de Castro (1861-1941). Hij was de laatste mannelijke nakomeling van de familie Lopes Suasso.

Jonkheer David Gabriël Leonard Lopes Suasso, geboren ’s-Gravenhage 25 april 1891, overleden concentratiekamp Auschwitz omstreeks 26 februari 1943, 51 jaar (zoon van voorgaande).

Anna Bosch née jonkvrouwe Lopes Suasso, geboren Hannover 30 januari 1867, overleden Theresienstadt 24 mei 1944, 76 jaar, weduwe van François Gustaaf Thierry Bosch (1856-1940) (zusje van jonkheer Francisco Ephraïm).

Mozes Spier, geboren Kalkar 10 september 1864, overleden concentratiekamp Sobibor 30 april 1943, 78 jaar, gescheiden echtgenoot van jonkvrouwe Rachel Lopes Suasso (1863-1912).

Rachel Anna Mendes da Costa, geboren Amsterdam 30 maart 1892, overleden concentratiekamp Sobibor 16 april 1943, 51 jaar, douairière jonkheer Mozes Lopes Suasso (1880-1931), zij hertrouwde in 1933 Albert Cohn, geboren Magdeburg 11 juli 1871, overleden concentratiekamp Auschwitz 6 september 1944, 73 jaar.

Bénoit Franco Mendes, geboren Amsterdam 18 maart 1869, overleden concentratiekamp Auschwitz 20 oktober 1944, weduwnaar van Esther Franco Mendes née jonkvrouwe Lopes Suasso (1881-1931), 75 jaar.

In het komende themanummer ‘Oorlog & Vrede’ van het digitale magazine van de stichting Adel in Nederland, dat de donateurs vier keer per jaar per mail toegestuurd krijgen, zal het tragische verhaal van de familie Lopes Suasso te lezen zijn. Benieuwd naar dit verhaal? Word dan voor 17,50 euro per jaar donateur. Mail voor meer informatie naar info@adelinnederland.nl.

Veilingnieuws: het verhaal bij het portret van Cornelis Gerritsz. de Lange

Afb. Portret van een koopman uit de 17e eeuw.

Op maandag 25 januari loopt er een online veiling af bij Veilinghuis Korendijk, dat een dependance is van het Zeeuws Veilinghuis in Middelburg. Eén van de aangeboden kavels is dit portret. Lees het verhaal hierbij hieronder of kijk in de catalogus voor wat er verder geveild wordt op https://korendijk.cloudcatalogus.nl/Home/Catalog

RECTIFICATIE:
Dankzij een attente en zeer gewaardeerde tip werden wij er attent op gemaakt dat het afgebeelde portret niet Cornelis Gerritsz. de Lange kan betreffen. De schilder heeft wel de houding en de achtergrond (de traanrokerij ‘Het Platten’) overgenomen van het oorspronkelijke portret door Lucas van de Kaey uit 1664, maar het gezicht is teveel afwijkend. In de catalogus van Veilinghuis Korendijk staat het daarom nu omschreven als ‘Portret van een koopman uit de 17e eeuw’. Intrigerende vraag hierbij blijft wel, wat de schilder of de opdrachtgever heeft bewogen een kopie te (laten) maken met een afwijkend gezicht, terwijl op de zuil wel vermeld staat ‘Cornelis de Lange AETATIS 75’.

Afb. 2. Het originele portret: Cornelis Gerritsz. de Lange, portret door Lucas van de Kaey 1664. Foto RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis.

Cornelis Gerritsz. de Lange werd geboren omstreeks 1589 en overleed in Jisp op 28 december 1664. Hij was eigenaar van de (walvis)traankokerij ‘Het Platten’ in Jisp. Jisp maakte in de 16e en 17e eeuw een grote bloei door, mede dankzij de walvisvaart. De familie De Lange was zeer prominent in Jisp en hield zich niet alleen bezig met de walvisvaart, maar was ook actief als traankoker, olieslager, koopman en bestuurder. Cornelis de Lange was commandeur-eigenaar walvisvaarder en burgemeester van Jisp. Mogelijk had zijn achternaam De Lange een verband met zijn rijzige gestalte.

Zijn achterkleindochter Anna Adriaans de Lange (1714-1753) trad in 1734 in het huwelijk met Pieter Pergerrits (1707-1757), die koopman in obligaties, brouwer, jeneverstoker en schepen van Purmerend was. Hij werd verbannen uit Holland en Westfriesland, nadat hij obligaties vervalst had en vluchtte naar Denemarken. Zijn vrouw en kinderen liet hij achter en deze kinderen namen daarop de familienaam van hun moeder over. De huidige jonkheren De Lange zijn nakomelingen van dit echtpaar.

Pieter Pergerrits kwam in Denemarken tot aanzien, werd zeepfabrikant en kocht het landgoed Buderupholm. In 1752 werd hij door Koning Frederik V van Denemarken in de Deense adelstand verheven met de familienaam De Lange van Bergen. Op basis van deze adelsverheffing werden nakomelingen van hem in de jaren 1996-1998 ingelijfd in de Nederlandse adel.

Informatie op het kopieportret:
Op het portret staat een man afgebeeld met een brief in zijn hand met daarop de tekst  ‘Volherdt staegh volmaeckt slaegh anno 1654’ en op de zuil ‘Cornelis de Lange AETATIS 75’. Op de achtergrond is de traankokerij ‘Het Platten’ te zien.

Het portret meet 116-99 cm en is een vrije kopie naar het portret door Lucas van de Kaey uit 1664 van Pieter Gerritsz. de Lange. Het wordt getaxeerd op 600-800 euro.

Kijk in de online catalogus voor wat verder geveild wordt op https://korendijk.cloudcatalogus.nl/Home/Catalog

De ‘Heimführung’ van het echtpaar Von Rechteren-Limpurg-Speckfeld – Van Rechteren Limpurg in 1907

Afb. 1. Afb. 1. ‘Heimführung Sr. (Seiner – red.) Erlaucht des Grafen Friedrich von Rechteren Limpurg und Ihrer Erlaucht der Gräfin Adolphine geborenen Gräfin v. Rechteren Limpurg – 24 Okt. 1907.’

Op 17 oktober 1907 trad de Duitse ‘eerste luitenant à la suite in het Beijersche Leger’ Friedrich Ludwig Botha Alfred Conrad Graf von Rechteren-Limpurg-Speckfeld op het stadhuis van ’s-Gravenhage in het huwelijk met zijn Nederlandse achternichtje Adolphina Adriana gravin van Rechteren Limpurg.

De bruidegom was 31 jaar en woonachtig in Markt Einersheim in Beieren, terwijl de bruid 19 jaar was en in ’s-Gravenhage woonde. Met haar ouders en broertje bewoonde zij hier een vorstelijk stadspaleis aan de Javastraat nr. 26, dat in latere jaren groot genoeg was om als stadhuis van ’s-Gravenhage te kunnen dienen.

Het bruidspaar had gemeenschappelijke voorouders in Jan Everard Adolph Graaf van Rechteren, heer van Rechteren, de Schuilenburg en de Eze (1714-1754) en Sophia Carolina Florentina des H.R. Rijksgravin van Rechteren, vrouwe van Almelo en Vriezenveen (1725-1805). De oudste zoon van dit echtpaar werd de stamvader van de Nederlandse takken op kasteel Rechteren en huis Almelo, terwijl hun jongste zoon de stamvader werd van de Duitse tak, die zou opvolgen in de Beierse bezittingen.

Het was een indrukwekkend gezelschap dat zich op het Haagse gemeentehuis verzamelde: de bruid werd vergezeld door haar ouders Wilhelm Reinhard Adolph Carel graaf van Rechteren Limpurg en jonkvrouwe Constance Jacoba Johanna Wilhelmina van den Santheuvel. Als getuigen voor haar traden haar oom Henrij Boudewijn de Roo van Capelle, heer van Westmaas en Greup, uit Dordrecht en haar oom Samuël Adolph graaf van Rechteren Limpurg op. Laatstgenoemde was oud-consul in Bordeaux en woonde in Rozendaal. De vader van de bruidegom, Friedrich Albrecht Emil August Graf von Rechteren-Limpurg-Speckfeld, was 14 jaar daarvoor al overleden en zijn moeder, Christine Gräfin zu Stolberg-Wernigerode, had de lange reis niet ondernomen en was in Beieren gebleven. Zijn getuigen waren Willem Peter graaf van Bylandt, referendaris bij het Kabinet der Koningin, en een Nederlandse achterneef, Adolph Zeyger graaf van Rechteren Limpurg, die op het stamslot Rechteren van de familie in Dalfsen woonde.

Een week na de voltrekking van het huwelijk kwam het grafelijk echtpaar in Beieren aan en ter gelegenheid van hun terugkeer werd deze fotokaart uitgegeven, waarop het jonggehuwde paar staat afgebeeld met boven hen hun beider wapens met daarboven een vorstenkroon; de Van Rechterens werden tot de Hohe Adel gerekend en het Hoofd van deze tak voerde het predikaat ‘Erlaucht’, dat zich in het Nederlands laat vertalen als Illustere Hoogheid.

In latere jaren werd Friedrich uiteindelijk ritmeester in Beierse dienst en rechtsridder bij de Johanniter Orde. Het echtpaar kreeg twee dochters, waaruit nakomelingen in Duitsland en Nederland voortleven.

Afb. 2. De handtekeningen onder de huwelijksakte.

 

Auteur Theo Kralt aan het woord over (portret)schilder Discart op ridderhofstad Hardenbroek

Afb. 1. Theo Kralt, auteur van twee boeken in het Nederlands én het Engels over (portret)schilder Jean Baptist Discart aan het woord op kasteel Hardenbroek over Discart. Op de ezel het portret van Reinier ridder Pauw van Wieldrecht. Screenshot met dank aan RTV Utrecht.

Theo Kralt is de auteur van zowel het Nederlandstalige als de herziene (en uitgebreide!) Engelse uitgave van het boek over vrijwel vergeten (portret)schilder Jean Baptist Discart. Voor RTV Utrecht vertelde hij op ridderhofstad Hardenbroek over deze eens gevierde society portretschilder, die veel Nederlandse adel portretteerde.

Link naar RTV Utrecht, waar de de online uitzending is terug te kijken (met mooie beelden van kasteel Hardenbroek): https://www.rtvutrecht.nl/nieuws/2120201/boek-over-vergeten-schilder-discart-die-utrechtse-families-portretteerde.html

De schilder Discart werd in 1855 geboren in Modena dat toen – totdat het in 1861 overging naar het Verenigd Koninkrijk Italië – tot Oostenrijk behoorde. Hij ontving zijn opleiding aan de Akademie für bildenden Künste in Wenen en woonde vervolgens in Parijs, Tanger, Parijs, Brussel, Den Haag en Parijs. Hij maakte vele reizen. Waarschijnlijk is hij mede door zijn kosmopolitische leven zo onbekend gebleven. In Tanger, Marokko en in Parijs vervaardigde hij oriëntalistische schilderijen die tot de beste werken van de Oostenrijkse oriëntalistische school worden gerekend.

Afb. 2. Karel Jan Gijsbert baron van Hardenbroek, heer van ‘s-Heeraartsberg en Bergambacht (1830-1908), die geboren werd op kasteel Hardenbroek, met echtgenote Gertrude Elise Julie gravin van Limburg Stirum (1842-1921). Portretten door J.B. Discart.

Nederlandse portretten
Vanaf ca. 1895 maakt hij contact met Nederlanders. Het eerste portret dat hij maakte is van Alwina gravin von der Goltz-jonkvrouw Brantsen (1868-1957). Discart zou ook het postume portret van haar vader, mr. Willem Gerard baron Brantsen (1831-1899), maken en haar dochter Marie (Maja) barones de Vos van Steenwijk – gravin von der Goltz (1895-1973) in Arnhem, 1902 schilderen en in 1903 haar oom en tante en nicht in Rhederoord, De Steeg. Deze portretten van Carel Marie Brantsen (1834-1909), Jacqueline Sophie Brantsen – van Limburg Stirum (1845-1922) en van Amelia (Amée) Jacqueline Julie Brantsen (1875-1951) tonen Discart op het hoogtepunt van zijn kunnen.

De schilder Discart heeft vanaf het eind van de negentiende eeuw tot 1930 contact onderhouden met vooraanstaande Nederlandse families. Zijn eerste portretten maakte hij van leden van de familie Brantsen in Den Haag, Zypendaal bij Arnhem en in Rhederoord, De Steeg. In 1929 maakte hij pastels van Aurelia Elisabeth gravin van Lynden – gravin van Limburg Stirum (1875-1949) en van haar man Jan Maurits Dideric graaf van Lynden (1864-1930). Discart had hen al eerder geschilderd in 1903 en 1905 en hun zoon in 1917. In het nieuwe boek konden herontdekte portretten worden opgenomen van o.a. Jacoba Beatrice Elisabeth Stokhuyzen (1930-2015). Zij werd door Discart als baby in 1930 geportretteerd. Na kunstgeschiedenis gestudeerd te hebben was Beatrice Stokhuyzen hoofd van de Fotografische Dienst van het Rijksmuseum in Amsterdam. In totaal zou Discart vier portretten van de familie Stokhuyzen in Oegstgeest vervaardigen. Deze zijn opgenomen in het boek.

Theo P.G. Kralt, Jean Baptiste Discart (1855-1940), oriëntalistische schilderijen en Nederlandse portretten, 192 blz., geïll f/c, ISBN 9789075879-759, 27,50 euro.

‘Jean Baptist Discart. Oriental paintings and Dutch portraits’ is een hardcover uitgave van Van Gruting Publishers, Utrecht, The Netherlands / Uitgeverij Van Gruting te Utrecht. Het telt 216 pagina’s waaronder een volledige full colour geïllustreerde catalogue raisonnée van alle nu bekende werken van Discart.

English edition book Discart: ISBN: 97890 75879 766, 35 euro.

Beide boeken zijn te bestellen via www.vangruting.nl en e-mail: info@vangruting.nl

Stichting Jean Baptiste Discart: www.jeanbaptisteDiscart.com en e-mail: info@jeanbaptisteDiscart.com

Afb. 3. Ridderhofstad Hardenbroek. Screenshot met dank aan RTV Utrecht.

 

Overleden: A.J. Mensema (1946-2020) – adelhistoricus en auteur

Afb. Ridder in de Orde van Oranje-Nassau: Albert Mensema (rechts) ontving op 26 april 2013 deze Koninklijke onderscheiding uit handen van burgemeester Henk Jan Meijer van Zwolle (midden), tegelijkertijd met zijn partner jonkheer Arnold Gevers (links).

Albertus Jans Mensema werd geboren op 12 juni 1946 als zoon van Jan Eilderts Mensema (1898-1959) en Diewerke Jacobje Niewold (1905-1980). Albert groeide op in Bedum en in deze omgeving woonden, werkten en leefden zijn voorouders eeuwenlang. Even ten zuiden van Bedum lag hier eens de Mensemaborg, waaraan de familienaam ontleend werd. Al in de 15e eeuw leefde hier een geslacht Mensema, waarvan het wapen door de grootvader van Albert overgenomen zou worden: gedeeld: I de Friese adelaar, getongd en genageld van rood; II in zilver een zwarte hoofdletter M, overtopt door een gouden kroon van drie bladeren en twee parels.

Als jongeling begon hij zich te verdiepen in zijn eigen familiegeschiedenis. Het bracht hem in het Rijksarchief in Groningen en het werd uiteindelijk het begin van een lang, uiterst productief verblijf in de archiefwereld. Zijn eerste archiefbezoek leidde ook tot zijn eerste publicatie ‘Genealogie Mensema’ in 1968.

Nadat hij voor de opleiding tot archivaris gekozen had, begonnen zijn werkzaamheden in 1972 in het Rijksarchief in Zwolle. Het was hier dat hij sinds 1975 ‘het haardvuur brandende [hield] van het huis’ samen met zijn partner jonkheer Arnoldus Johannes Gevers. Enkele jaren later was dat in de historische Hof van Suythem, waarmee zij zich in een lange rij van illustere bewoners schaarden. Zijn specialiteit was het inventariseren van archieven, waardoor hij een groot kenner werd van de vaak adellijke familie- of huisarchieven en van de Overijsselse en Nederlandse adel. Tot aan zijn pensionering in 2007 bleef hij in Zwolle als archivaris actief en in deze jaren, maar ook daarna, kwam een grote stroom aan publicaties op gang, vaak samen met zijn partner, over havezaten en buitenplaatsen, adelsgeschiedenis, genealogie, heraldiek en vrijmetselarij. Vanwege deze en vele andere verdiensten behaagde het H.M. de Koningin dan ook om hem in 2013 te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

In 1993 was hij één van de mede-oprichters van de Werkgroep Adelsgeschiedenis en in 1996 van de stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis. Hiermee bleef hij actief tot in 2013 verbonden als secretaris en bestuurslid en organiseerde hij meerdere symposia en excursies. Tijdens de eerste excursie van de Werkgroep ‘Jonkers aan het Wad’ in 1995 leerde ik Albert Mensema kennen. Hier beklom hij de kansel in de kerk van Stedum en sprak – want Albert sprák – en deelde zijn grote kennis in welluidende en welgekozen woorden. Hierbij ging hij humor niet uit de weg en zo herinner ik mij zijn eerste keer bij mij thuis, nadat ik secretaris van de Werkgroep werd en het bestuur hier vergaderde. Na een bezoek aan het kleinste kamertje zei hij: “Wat heb je mooie pin-ups op de plee hangen.” – en dat waren dus mijn vroeg 19e-eeuwse antieke staalgravures van Engelse hertoginnen.

In de loop der jaren leerde ik Albert beter kennen door mijn werkzaamheden voor de Werkgroep, maar ook daarna bleven wij goed contact houden. Meerdere malen was ik te gast bij Albert en Arnold aan tafel op de Hof van Suythem en altijd was Albert geïnteresseerd en bereid om kennis te delen, maar ook om advies te geven, soms ook zeer persoonlijk, waardoor ik met grote dank en warmte aan hem zal blijven terugdenken.

Op 23 december kwam Albertus Jans Mensema te overlijden op de Hof van Suythem in Zwolle. Vier dagen eerder had ik het voorrecht dat ik hem nog mocht zien en afscheid kon nemen. Veel bleef ongezegd, maar vaak zal ik nog aan hem denken bij het schrijven over de oude luister van het adellijk verleden, waarvan hij niet alleen een eminent kenner, maar ook een groot schrijver was.

Albertus Jans Mensema, geboren 12 juni 1946, zoon van Jan Eilderts Mensema en Diewerke Jacobje Niewold, archivaris bij het Rijksarchief in Overijssel (1972-1999), archivaris bij het Gemeentearchief in Zwolle (1999-2002), archivaris bij het Historisch Centrum Overijssel (2002-2007), adelhistoricus en auteur, drager van de Ere-penning van Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, ere-lid Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, vrijmetselaar, overleden Hof van Suythem, Zwolle 23 december 2020, partner van jonkheer Arnoldus Johannes Gevers.

Boekennieuws: Jan IV van Bergen 1528-1567. Leven en nalatenschap van een (on)fortuinlijk markies.


De Nederlandse adel telt op dit moment één markies: de markies van Heusden (en dan rekenen we de markiezenfamilies die na 1830 voor de Belgische adel opteerden niet mee), maar tot de historische markiezaten op het grondgebied van het huidige Nederland behoorden ook het markiezaat van Veere en Vlissingen en het markiezaat van Bergen op Zoom.

Bergen op Zoom behoorde eeuwenlang aan het geslacht Van Glymes en in 1533 verhief Keizer Karel V het tot markiezaat onder Antoon van Glymes (1500-1541), markies van Bergen op Zoom, die tevens graaf van Walain werd. Zijn zoon Jan IV van Glymes (1528-1567) zou de volgende markies worden en hij leek voorbestemd voor een grote toekomst. Door geboorte maakte hij deel uit van het kleine netwerk van de hoge adel in de Nederlanden en was hij nauw verwant aan bekende geslachten als Croÿ, Arenberg, Nassau, Merode, enz. Zijn broer zou prins-bisschop van Luik worden, via zijn moeder was hij gelieerd aan het machtige geslacht Croÿ en zijn oom was de 1e hertog van Aerschot. Zelf huwde hij Maria van Lannoy (1534-1580), die de erfdochter was van rijke goederen.

Jan IV bezat uitgestrekte bezittingen en zou volgens schattingen een inkomen van 50.000 gulden per jaar hebben genoten. Maar zijn uitgaven waren ook groot: hij leefde op grote voet, had meerdere representatieve residenties en kreeg te maken met grote overstromingen, die om grote investeringen vroegen.

Al jong kwam hij in dienst aan het Hof van Maria van Hongarije, werd kamerheer van Filips V, Ridder van het Gulden Vlies en stadhouder van Henegouwen. In deze laatste functie kreeg hij te maken met de ketters, die hij diende de bestrijden. Hij verzette zich tegen de godsdienstige onverdraagzaamheid en werd uiteindelijk naar Spanje gestuurd, samen met de baron van Montingny (een jongere broer van de bekende graaf van Hoorne), om het smeekschrift van de edelen aan Filips V voor te leggen. Tijdens zijn verblijf in Spanje brak juist de Beeldenstorm uit en de eerste wraak van Filips V leek zich op Jan IV te gaan richten. Hij werd echter ziek en stierf. Zijn lijk werd vervoerd in een koffer op een muilezel naar Bergen op Zoom, waar hij met alle staatsie werd bijgezet in het familiegraf. Door zijn vroegtijdige dood ontsnapte hij aan een vermoedelijke terechtstelling, maar hij werd postuum veroordeeld en al zijn bezittingen werden geconfisqueerd.

In ‘Jan IV van Bergen 1528-1567’ wordt op basis van uitgebreid en ook niet eerder uitgegeven archiefmateriaal het leven verteld van deze onfortuinlijke markies. Het boek biedt een zeer lezenswaardig overzicht van de gebeurtenissen die tot de Nederlandse Opstand hebben geleid, gevolgd door een boeiende biografie van Jan IV. Verder komen er verschillende facetten aan bod: de bezittingen, de huizen, de inrichting, de kleding, het zilver  (er werd 180 kilo aan zilver geconfisqueerd uit het markgrafelijk paleis in Bergen op Zoom), de boeken en de portretten. Een overzichtelijke stamboom van de heren en markiezen van Bergen op Zoom maakt het boek compleet.

‘Jan IV van Bergen 1528-1567’ is zondermeer een aanrader voor wie meer wil weten over deze bijna vergeten markies, maar het boek biedt veel meer: het biedt ook een goede kijk op het representatieve leven van de hoge adel in de Nederlanden voorafgaand aan de Opstand.

Benieuwd naar meer informatie en het boek online bestellen? Kijk dan op https://verloren.nl/jan-iv-van-bergen-1528-1567

Verloving in het Huis Mecklenburg-Strelitz

Afb. Z.H. Alexander Hertog van Mecklenburg en verloofde Hande Macit. Foto met hartelijke dank aan het Hertogelijk Huis Mecklenburg-Strelitz.

Gisteren werd de verloving bekendgemaakt van Z.H. Alexander Hertog van Mecklenburg en de Nederlandse Hande Macit. Erfprins Alexander (1991) is de oudste zoon van Borwin Hertog van Mecklenburg, Chef de Famille van het Huis Mecklenburg-Strelitz, en Alice Hertogin van Mecklenburg née Wagner. Erfprins Alexander studeerde environmental management in Ierland. Na zijn afstuderen werkte hij eerst voor Coillte, het bosbouwbedrijf van de Republiek Ierland, maar sinds 2019 werkt hij in Neustrelitz voor een particulier bosbouwbedrijf in de Staat Mecklenburg-Vorpommern. In de afgelopen jaren verbleef hij al vaker Nederland en was hij hier bij verschillende gelegenheden te zien, waaronder het Tulpenbal. Zijn broer Michael Hertog van Mecklenburg zit in het organiserend comité hiervan.

Hande Macit (1992)  werd geboren in Tarsus in Turkije en is de enige dochter van de heer Suphi Macit en mevrouw Cemile Macit née Uçar. Zij studeerde aan het Tarsus Americain College, voor zij in 2010 naar Nederland verhuisde om International Business Administration te gaan studeren aan de Rotterdam School of Management Erasmus University. Zij studeerde in 2014 af en kreeg vervolgens de Nederlandse nationaliteit. Vier jaar later richtte zij, samen met haar broer, de Luwia Yoghurt company op. In 2019 werd zij genomineerd voor Rotterdamse Zakenvrouw 2019 in de categorie ‘Aanstormend talent’.

De naam Mecklenburg klinkt in Nederland zeker niet onbekend: de overgrootmoeder van Koning Willem-Alexander, Koningin Wilhelmina, was gehuwd met Hendrik Hertog van Mecklenburg, Vorst der Wenden, Schwerin en Ratzenburg, Graaf van Schwerin, heer van de landen Rostock en Stargard (1876-1934). De Groothertogdommen Mecklenburg-Schwerin en Mecklenburg-Strelitz werden tot in 1918 geregeerd door de familie Mecklenburg.