Boekennieuws: Het Land van de jonker

Afb. Op de voorkant: jonkheer Maurits van Haersma de With, heer van den Berencamp, met op de achtergrond het voormalige familiebezit huis Salentein.

Fotograaf Brand Overeem en cultuur- en literatuurhistoricus en schrijver Bert Paasman werkten jarenlang aan een bijzonder project en hebben in Het land van de jonker in beelden en woorden het verhaal bij de landgoederen Volenbeek, Gerven, Hell, Appel, Salentein, De Berencamp (bij Ermelo/Putten/Nijkerk/Voorthuizen, Zwartebroek en Terschuur), De Poll en De Nijenbeek (bij Wilp/Gietelo/Voorst/Klarenbeek) met hun bewoners vastgelegd in een uniek boek, dat tevens een mooi tijdsbeeld schetst van de Veluwse adel in de 20ste eeuw.

De van oorsprong uit Friesland afkomstige adellijke familie Van Haersma de With, met de strenge jonker Jan, de mondaine jonker Maurits en de deftige freule Annie, bezat door erfenis een groot aantal landgoederen op de Veluwe, die bekend stonden als ‘Het land van de jonker’. Met hun erfgenamen, de – in ogen van buitenstaanders – zonderlinge jonker Frits en de zorgeloze jonker Willem, beheerden zij de landgoederen met landerijen en landhuizen. Zij wilden die onaangetast overdragen aan de volgende generaties, en deden dat bijgestaan door een schare aan pachters met hun meiden en knechten, hun bos- en veldarbeiders, ambachtslieden, jachtopzieners, dagloners en rentmeesters.

Aan de hand van verschillende thema’s (jacht, pachters, rentmeesters, crisis- en oorlogstijd, de dood, enz.) herleeft het leven van weleer. Wat interessant bij het onderwerp adel is, is beeld en zelfbeeld: hoe kijkt de buitenwereld tegen adel aan en hoe kijkt adel tegen zichzelf aan. In dit boek krijg je vooral de blik van de buitenwereld op adel te zien. Je leest de verhalen die er over de adellijke families de ronde deden, maar ook over de gedienstigheid en betrokkenheid. Zo is er het verhaal over Ali Nieboer, de trouwe hulp van jonkheer Frederik Johan Constantijn (‘Frits’) Schimmelpenninck (1918-1991), die trots de foto’s van haar werkgevers bewaarde. Maar ook de bosarbeider Cor van der Lee die het beukenheggetje rond het graf van jonkheer Frits snoeide om dit vervolgens op de grond van zijn vroegere heer uit te strooien.

Het boek laat de grote verbondenheid van alle betrokkenen bij de grond zien. In de inleiding komen de schrijvers daarom tot een nieuwe formulering over wat, volgens hen, een landgoed is: ‘het zijn alle bewoners en bewerkers, die samen met de eigenaren, een landgoed vormen’. In dit kader zou het echter misschien beter zijn om te spreken van een landgoedgemeenschap.

De auteurs hebben velen gesproken en veel is ook vastgelegd in zeer fraaie foto’s, waardoor de documentatiewaarde van dit boek groot is. Zij willen met hun boek ‘een sociaal-culturele geschiedenis van het landgoed en zijn bewoners schetsen’ (p. 5). Hierbij is helaas het perspectief vanuit de landgoedeigenaren wat onderbelicht gebleven (in hun definitie van ‘landgoed’ staan de eigenaren opvallend genoeg ook op de derde plaats) en dit had juist een extra dimensie aan het boek kunnen geven. Het had ook kunnen voorkomen dat ‘Wahrheit und Dichtung’ door elkaar heen zijn gaan lopen, want de op p. 58 genoemde jonkheer Johan Willem Godin de Beaufort (1877-1950), heer van Maarn en Maarsbergen, sloot inderdaad een in zijn kringen nogal ongewoon huwelijk met de dochter van een winkelier, maar zijn twee kinderen waren zeker niet buitenechtelijk en werden ruim na de huwelijksdatum geboren.

Het had misschien ook antwoord kunnen geven op intrigerende de vraag waarom en met welk doel jonker Frits niet één van zijn naaste familieleden tot erfgenaam heeft gemaakt, maar alles naliet aan een barones Van Lynden. Als grootste grootgrondbezitter in dit boek en verrassende erfgename van belangrijk historische bezit, is haar verhaal een groot gemis in dit boek, dat verder een aanrader is om te lezen en een groot genoegen om naar te kijken.

Link naar Uitgeverij De Fontein en bestelmogelijkheid www.uitgeverijdefontein.nl/boek/het-land-van-de-jonker.