Zomertip: Adel & Accessoires t/m 16 september op Slot Zuylen

Afb. 1. Adel & Accessoires: een boeiende tentoonstelling met bijzondere verhalen op Slot Zuylen.

In de kamers van Slot Zuylen is deze zomer een selectie te zien van kleine en vaak kwetsbare voorwerpen, die meestal veilig in het depot bewaard worden: de accessoires, die verfijnde aanvullingen vormden op de kleding.

Die kleine voorwerpen vertellen boeiende verhalen over het dagelijks leven op het kasteel en de adellijke levensstijl van de voormalige bewoners. Gidsen delen bijzondere details, leuke weetjes en culturele achtergronden, of gaan in op het gebruik van die accessoires door voormalige bewoners en personeel.

Afb. 2. Accessoires vertellen het verhaal van de vroegere bewoners. Foto met hartelijke dank aan Slot Zuylen.

Slot Zuylen gaat in de rondleiding van top tot teen, en door de generaties, eeuwen en sekse heen. Van kanten mutsjes voor de adellijke baby’s of leren peuterschoentjes tot een wandelstok. Van een hoge hoed (met de initialen van de baron!) tot een met zijde gevoerde parasol uit rond 1900. Maar ook de militaire onderscheidingen op een volledig opgetuigd officiersuniform zijn kenmerkende accessoires voor de adel. Een officiersfunctie was vaak een voorbestemde invulling in het leven van de jonkers in Slot Zuylen.

Het slot werd tot 1951 bewoond door de baronnen Van Tuyll van Serooskerken, maar om de continuïteit van het kasteel en de inboedel te garanderen, werd het geheel vervolgens in 1952 in een stichting ondergebracht. Slot Zuylen is sindsdien opengesteld voor bezoekers.

Benieuwd naar slot Zuylen en deze bijzondere tentoonstelling? Kijk dan voor meer informatie en bezoekmogelijkheden op de website www.slotzuylen.nl.

Afb. 3. Veel belangstelling voor de adellijke accessoires op Slot Zuylen. Foto met hartelijke dank aan Slot Zuylen.

 

Lezing 23 augustus: Verhalen uit het Lycklamahuis

Afb. Het Lycklamahuis in Beetsterzwaag. Foto met dank aan https://www.historischbeetsterzwaag.nl/lezingen/

Op donderdagavond 23 augustus begint om 20:00 uur de lezing “Verhalen uit het Lycklamahuis Beetsterzwaag”. Sprekers zijn: Jelle Ernst Dickhoff en Jikke Huisman uit Beetsterzwaag. Zij vertellen historische en grappige anekdotes over de geschiedenis van het gebouw, de bewoners en de hondjes die er woonden, het personeel, de tuinen, over wat Tinco en Juliana in hun brieven schrijven en over hun bezoeken aan Beetsterzwaag. U krijgt letterlijk een kijkje in de keuken van het Lycklamahuis.

Dit is de achtste lezing van de lezingenserie door prominente sprekers op de donderdagavond bij de Tinco Lycklama Tentoonstelling “een Friese jonker in de Oriënt”, die tot 23 september in Beetsterzwaag (Friesland) te zien is. Hier wordt het bijzondere verhaal verteld van een bijna vergeten adellijke Fries, die opgroeide in Beetsterzwaag en als jonge man ruim drie jaar door de Oriënt reisde. De lezingen worden bijna elke week gehouden. Onderwerpen zijn o.a: het Oriëntalisme; Tinco in de stad van de Perzen; Tinco in Syrië; en de Friese adel. Verrijk uw kennis door één of meer lezingen bij te wonen. Kijk voor het complete programma van de lezingen op www.historischbeetsterzwaag.nl/lezingen . De locatie is het statige Lycklamahuis, het geboortehuis van Tinco, waar o.a. geschilderde portretten hangen van de ouders van Tinco. Buiten de lezingen om is dit pand niet toegankelijk voor publiek. Reserveren aanbevolen!

De lezingen worden georganiseerd door Historisch Beetsterzwaag samen met Cultbee in het kader van Leeuwarden-Fryslân Culturele Hoofdstad 2018. Link naar documentaire van Omrop Fryslan: https://www.npostart.nl/fryslan-dok/16-06-2018/POW_03690251

Locatie: Lycklamahuis, Hoofdstraat 80, 9244 CP Beetsterzwaag
Datum: donderdagavond 23 augustus 2018
Tijdstip: 20:00 uur; ontvangst vanaf 19:30 uur
Entree: 5 euro
Kaartverkoop: voorverkoop aan de kassa van de Tinco Tentoonstelling en online met toeslag via www.historischbeetsterzwaag.nl en op de avond zelf ook bij de kassa aan de zaal. Het volledige lezingenprogramma is te vinden op: www.historischbeetsterzwaag.nl/lezingen

De familie Snouck Hurgronje, door jonkheer mr. Dolph Boddaert

Afb. 1. Het familiewapen Snouck Hurgronje. Foto met dank aan de Hoge Raad van Adel.

In 1645 vestigde Jean Hurgronje uit Saint Venant zich vanwege zijn geloof in Vlissingen. Saint Venant ligt 30 kilometer van de Belgische grens; in de twaalfde eeuw heette het nog Papingehem.

Zijn zoon Isaac Hurgronje (1652 – 1706) was koopman, participant in een kaapvaartrederij, bewindhebber van de VOC, vendumeester van de admiraliteit in Zeeland en burgemeester van Vlissingen. Hij trouwde op 9 januari 1680 in Vlissingen met Josina Phoenix, uit welk huwelijk dertien kinderen geboren werden, van wie er vier al jong overleden. De overige negen kinderen behoorden in de 18e eeuw allen tot het Zeeuwse regentenpatriciaat. Van deze negen kinderen hebben er slechts drie voor nageslacht gezorgd, te weten de zoon Phenix (families Huyssen van Kattendijke en Boddaert), de zoon Jacob (familie Snouck Hurgronje) en de dochter Cornelia Machelina (familie Grothe)

Jacob Hurgronje (1694 – 1759) trouwde in 1734 met Erkenraad Snouck; hun zoon Steven Matthijs (1741 – 1788) verkreeg bij akte voor de schepenen van Vlissingen in 1762 de naam Snouck Hurgronje. Uit zijn huwelijk met Anna Catharina Elias stammen twee zoons, Jacob Lodewijk en Adriaan Isaac

De oudste zoon Jacob Lodewijk Snouck Hurgronje (1778 – 1845), eerste griffier van de Staten van Zeeland en lid van de Tweede Kamer, werd bij Koninklijk Besluit van 10 december 1843 verheven in de Nederlandse adel. Het betrof een verheffing zonder voorafgaand verzoek, door koning Willem II uit eigen beweging (proprio motu) verleend “op grond van de diensten door leden van zijn geslacht sinds vele jaren aan de staat bewezen”. Hij was de stamvader van de oudste tak Snouck Hurgronje, die in 2017 is uitgestorven.

De jongste zoon Adriaan Isaac Snouck Hurgronje (1780 – 1849) was predikant, laatstelijk in Middelburg. Uit zijn eerste huwelijk met Anna van Citters had hij vijf kinderen, van welke alleen twee zoons nageslacht hadden, te weten Aernout Marinus, en Jacob Julianus. Uit zijn tweede huwelijk met Johanna Lambrechtsen had hij zeven kinderen, van welke slechts één zoon, Nicolaas Johan, en een dochter Digna Henrietta (familie van Doorn) nageslacht had.

Noch Adriaan Isaac, noch zijn drie genoemde zoons, hebben na de verheffing van hun broer en oom destijds aanleiding gezien om ook een verzoek tot verheffing in de adel in te dienen. Gezien hun afstamming uit een vooraanstaand regentengeslacht en de status van hun familie in de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw waren zij hiervoor zeker in aanmerking gekomen. De vraag is waarom zij dat niet gedaan hebben. Maar deze reden is niet ver te zoeken, zoals hierna zal blijken.

Aernout Marinus (1810 – 1864) was evenals zijn vader predikant. Uit zijn huwelijk met Jacoba Elisabeth Schorer stamt een tak, waarvan de laatste mannelijke telg in Engeland woont en alleen dochters heeft. Te verwachten valt dat deze tak zal uitsterven.
Jacob Julianus (1812 – 1870) was ook predikant, laatstelijk in Tholen. Hij was getrouwd met Adriana van Adrichem. Maar in 1849, het sterfjaar van zijn vader, begon hij een verhouding met de dochter van een collega – predikant, Anna Maria de Visser. Hij werd om die reden uit zijn ambt als predikant ontzet en het liefdespaar ging enige tijd in Engeland wonen. Echtscheiding was in die tijd in die kringen niet aan de orde. Pas na het overlijden van Anna van Adrichem in 1854 hertrouwde hij met Anna Maria. Hij werd toen weer bevestigd als predikant, ditmaal in Oosterhout. Uit het eerste huwelijk stamt de huidige Nederlandse familie Snouck Hurgronje. Uit het tweede huwelijk werd de meest beroemde telg van de familie geboren, professor Christiaan Snouck Hurgronje.

De derde zoon, Nicolaas Johan (1822 – 1893) was de stamvader van een tak, die thans alleen nog in de Verenigde Staten en Zweden gevestigd is.

Het lijkt wel zeker dat de buitenechtelijke escapade van Jacob Julianus in die tijd voor hem aanleiding is geweest om een verzoek tot verheffing achterwege te laten. Het is verder aannemelijk dat hetzelfde gold voor zijn broers. Het was bekend, dat in de adviezen van de Hoge Raad van Adel van die tijd streng werd gelet op de zakelijke en morele levenswandel van de betrokkenen. Een faillissement, een echtscheiding, een buitenechtelijke affaire of zelfs het krijgen van een kind binnen 9 maanden na de voltrekking van het huwelijk kon al voldoende zijn voor een negatief advies, niet alleen voor de betrokkene, maar mogelijk ook voor zijn naaste familieleden.

In de twintigste eeuw speelden de huwelijksperikelen van Jacob Julianus blijkbaar geen rol meer. In de dossiers met betrekking tot de latere verheffingen is er geen woord over te lezen.

Willem Johan (1848 – 1912), zoon van Aernout Marinus, werd bij K.B. van 1 augustus 1911 verheven ”op grond van de afstamming uit een aanzienlijk regentengeslacht”.

Afb. 2. Jonkvrouwe Ulrica Maria Catharina Snouck Hurgronje (1883-1967), dochter van de hierboven genoemde jonkheer mr. Willem Johan Snouck Hurgronje (1848-1912), die in 1911 in de Nederlandse adel werd verheven. Zij huwde in 1905 Otto Leopold baron Bentinck (1879-1930), die kamerheer i.b.d. was van Koningin Wilhelmina. V.l.n.r. hun kinderen Anna Maria, Berend Willem, Constant Adolph en Jacoba Elisabeth. De foto werd gepubliceerd in De Prins in 1913. In het onderschrift wordt vermeld dat barones Bentinck met haar kinderen de Koninklijke familie in het buitenland vergezeld, waarbij de kinderen speelkameraadjes van Prinses Juliana zullen zijn. Foto part. coll.

Jacob Julianus (1870 – 1933), kleinzoon van zijn gelijknamige grootvader en koopman in Soerabaja, werd op dezelfde grond verheven bij K.B. van 18 juli 1912, maar niet dan nadat over hem inlichtingen waren ingewonnen. De voorzitter van de Raad, baron de Vos van Steenwijk vond deze inlichtingen nodig: “Koopman is een begrip dat heel wat kan omvatten”, aldus de Vos van Steenwijk. De resident van Soerabaja, de heer Einthoven, adviseerde evenwel gunstig: “Jacobus Julianus staat hier te goeder naam en faam bekend. Hij is getrouwd met een beschaafde dame van zuiver Hollandschen bloede uit de familie Goedkoop”. Tussen de regels kan men lezen dat een verbintenis met een Indonesische vrouw tot een andere beoordeling had kunnen leiden.

Adriaan Willem (1854 -1932), zoon van Nicolaas Johan en kolonel bij de cavalerie, werd tegelijk met zijn neef Jacob Julianus verheven. Ook over hem werden inlichtingen ingewonnen, maar ook over hem was niets nadeligs bekend.

Vervolgens werd Anthony Emile (1862 – 1938), jongere broer van Adriaan Willem, verheven bij K.B. van 13 december 1921. Hij was evenals zijn neef Jacob Julianus gevestigd in Nederlands Indië, dus ook over hem werden via het ministerie van koloniën inlichtingen gevraagd. Vastgesteld werd, dat er niets op hem aan te merken was, en dat zijn vrouw de dochter was van de administrateur van een suikeronderneming in Besoeki. Hun kinderen waren ook geboren op een suikeronderneming in Sitoebondo.

Afb. 2. Christiaan Snouck Hurgronje (1857–1936). Afb. part. coll.

Ten slotte Christiaan Snouck Hurgronje (1857 – 1936). Zijn carrière is zo overbekend, dat ik deze hier niet zal herhalen. Verwezen wordt naar de hieronder vermelde literatuur. Zijn aanzien als wetenschapper, arabist en islamoloog, regeringsadviseur van het koninkrijk, grondlegger van de Rechtshogeschool te Batavia en hoogleraar was in het latere deel van zijn leven vrijwel onaantastbaar. Hij ontving het Grootkruis in de Orde van Oranje Nassau en was Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ook was hij voorzitter van het Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Gezien zijn maatschappelijke status zou hij zeker in aanmerking zijn gekomen voor verheffing in de adel, evenals zijn oomzegger Jacob Julianus.

Maar Christiaan was tijdens zijn langdurige verblijf op Java volgens de islamitische wet getrouwd met een Javaanse vrouw en na haar overlijden met een tweede Javaanse vrouw. Uit beide huwelijken had hij kinderen, die niet zijn naam droegen en islamitisch werden opgevoed. Nadat Christiaan zich definitief in Nederland had gevestigd, trouwde hij in 1910 met een Nederlandse vrouw, met wie hij een dochter had. Deze eerdere huwelijken zullen Christiaan er naar alle waarschijnlijkheid van hebben weerhouden om ook een verzoek tot verheffing in de adel in te dienen. Een huwelijk met een inlandse vrouw werd in die tijd nu eenmaal als maatschappelijk ongepast beschouwd, zeker in de kringen van het midden en hoge kader van de Nederlands – Indische samenleving. En Christiaan had voldoende kennis van zaken om te weten, dat eventuele aspiraties in die richting tot mislukken gedoemd waren. Hij had het ook niet nodig. Tot in de huidige tijd staat hij bekend als een beroemde Nederlander met een vooruitziende blik, die streefde naar een zelfstandig Indonesië en daarmee zijn tijd ver vooruit was.

Bergen april 2018

Literatuur:
A.P. Snouck Hurgronje en A.W.J. Snouck Hurgronje, Genealogie der familie Snouck Hurgronje, Venlo 1924
P.Sj. van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje, moslim of niet?’ Tirade 29 (1985) p. 98 – 128
C.E.G. ten Houte de Lange, Familiefonds Hurgronje 1767 – 1992, Middelburg 1992
Nederland’s Adelsboek 1995, p. 494 – 514
C. Fasseur, Rechtsschool en raciale vooroordelen, Amsterdam 2001
Chr. Snouck Hurgronje en J.J. Witkam, Mekka, Amsterdam 2007
Philip Dröge, De Pelgrim, Houten 2017

Zomertip: Borgkinderen op de Fraeylemaborg

Afb. 1. De kinderkamer op de Fraeylemaborg met onder meer speelgoed uit het bezit van de vroegere bewoners.

T/m 30 september is in het koetshuis van de Fraeylemaborg in Groningen de tentoonstelling Borgkinderen te zien. Portretten uit ruim drie eeuwen (1600-1900) vertellen op deze tentoonstelling het verhaal van (adellijke) kinderen op de Groninger borgen.

De portretten laten niet alleen de mode van hun tijd zien, maar tonen ook de kinderen met hun speelgoed of dieren, of soms op de achtergrond het adellijke familiehuis. Voor deze gelegenheid zijn portretten bijeengebracht, die met de geschiedenis van verschillende Groninger borgen te maken hebben, zoals de Fraeylemaborg zelf, maar ook de Menkemaborg, Verhildersum, de Hanckemaborg, borg Ewsum en de Warffumborg.

Aanleiding voor deze tentoonstelling is de recente aankoop van twee kinderportretten die ooit op de Fraeylemaborg zelf hingen. In de onlangs heropende speelkamer kunt u zien hoe het kinderleven er in het verleden uitzag. In deze speelkamer, maar ook op de tentoonstelling zijn verschillende bruiklenen uit het familiebezit van de vroegere bewoners te zien.

AiN ging op bezoek bij jonkvrouwe Catharina van Panhuys en sprak met haar over haar jeugdjaren op de Fraeylemaborg. In de septemberuitgave van het digitale magazine van AiN een verslag hiervan met een fotoreportage van de Fraeylemaborg.

Bent u benieuwd naar dit interview? Door voor 17,50 euro per jaar donateur van AiN te worden, steunt u ons in onze werkzaamheden en ontvangt u dit jaar vier keer het digitale magazine in uw mailbox. Daarnaast ontvangt u als donateur voorrang bij door AiN georganiseerde excursies. Meer weten? Mail naar nieuwsbrief@adelinnederland.nl.

Link naar meer informatie en bezoekmogelijkheden van de Fraeylemaborg, zie https://fraeylemaborg.nl/agenda/borgkinderen/

Afb. 2. De zusjes Louise (1915) en Jeanne (1910) Thomassen à Theussink van der Hoop van Slochteren: zij werden als laatsten geboren en getogen op de Fraeylemaborg. Zij hadden een Zwitserse mademoiselle als kindermeisje, kregen eerst thuis les, gingen vervolgens naar school in Groningen en voltooiden hun opvoeding op een kostschool in Engeland. Het portret door W.B. Tholen uit particulier bezit is één van de vele kinderportretten die te zien is op de tentoonstelling Borgkinderen op de Fraeylemaborg.

 

Boekennieuws: Stinzen, staten en buitenplaatsen in Friesland

Afb. Op de voorkant van het boek Epemastate in Ysbrechtum.

De huizen van adellijke en patricische families in Friesland worden stinzen en staten genoemd. Eens stond Friesland hier vol mee, maar velen zijn in de loop der eeuwen verdwenen. Wat bleef, vormt nog steeds een rijk erfgoed in Friesland, dat een mooi beeld biedt van de representatie van de Friese adel, patriciërs en ook rijke kooplieden in de voorbije eeuwen. De huizen en hun interieurs laten de smaak en welvaart van hun vroegere bewoners zien, waarbij ook de tuinen volop aandacht kregen.

Kunsthistorica drs. Rita Radetzky schreef voor de Stichting Staten en Stinzen dit standaardwerk, waarin een overzicht wordt gegeven van wat er bleef van dit belangrijke erfgoed. Het boek begint met een inleiding, waarin wordt ingegaan op de historische ontwikkeling van stinzen, staten en buitenplaatsen. Stinzen waren verdedigbare gebouwen van steen, waarvan er ooit zo’n zevenhonderd geweest moeten zijn. Het waren meestal torens op een kunstmatige verhoging of op een omgracht terrein. Toen het tijdperk van de stinzen voorbij was door de komst van het zware geschut, kwam er een nieuw type huis: de state. Dit was een representatief huis met veel meer aandacht voor comfort. Vanaf de 18e eeuw kwam er een bloeiperiode voor buitenplaatsen, waarbij de recreatieve functie steeds belangrijker werd.

Hierna volgen er afzonderlijke hoofdstukken over de overgebleven stinzen, staten, stadspaleizen en andere huizen, buitenplaatsen in de achttiende eeuw en negentiende eeuw en poortgebouwen. Bij ieder huis wordt het verhaal verteld van de bouw- en bewoningsgeschiedenis, waarbij zeer fraaie foto’s de huidige situatie laten zien en historische foto’s van onder meer interieurs en bewoners het verleden laten herleven.

Achterin het boek maken een adreslijst van alle stinzen, staten en buitenplaatsen met daarbij een overzichtelijke kaart het boek compleet.

Stinzen, staten en buitenplaatsen in Friesland is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in dit erfgoed. Op overzichtelijke wijze en met diepgang worden de huizen in beeld gebracht, waarbij de rijke illustraties het verhaal compleet maken.

Voor meer informatie over dit boek en bestelmogelijkheid zie http://www.statenstinzen.nl/nieuws/het-boek-van-staten-en-stinzen/.

Belangrijke schenking aan kasteel Helmond

Afb. Jonkheer Carel Frederik Wesselman van Helmond, heer van Helmond, (1859-1918) met echtgenote jonkvrouwe Anna Maria Emelia Arnoldina de Jonge van Zwijnsbergen (1858-1955) en dochters freule Emilie (links) en freule Betsy (rechts). Foto met dank aan © Mark Luis Earp.

De heer Mark Luis Earp woont in het Verenigd Koninkrijk en vond bij toeval foto’s en documenten terug, die afkomstig zijn van zijn grootmoeder Emilia Susanna Maria Trip née jonkvrouwe Wesselman van Helmond (1895-1987), echtgenote van jonkheer Herman Trip. Zijn grootmoeder groeide op kasteel Helmond op en dit kasteel was van 1781 tot aan de verkoop in 1920 in het bezit van de jonkheren Wesselman van Helmond.

De foto’s en documenten vertellen het verhaal van de laatste generaties Wesselman van Helmond op het kasteel: het echtpaar Wesselman van Helmond-De Jonge van Zwijnsbergen en hun dochters freule Emilia en freule Betsy.

Kasteel Helmond is nu een museum en meer dan een bezoek waard. Voor meer informatie zie https://www.museumhelmond.nl/kasteel-helmond/.

Link naar een uitgebreid artikel met foto’s en een filmpje online in het Eindhovens Dagblad https://www.ed.nl/helmond/kasteel-helmond-krijgt-doos-vol-schatten-van-de-familie-wesselman~a88a1e4b/.

Overleden: J.C.J.M.S. barones van der Borch van Verwolde

Afb. 1. Josephina Carolina Johanna Margaretha Sophia barones van der Borch van Verwolde (1914-2018). Foto met hartelijke dank aan en met toestemming van Kamp Amersfoort/www.kampamersfoort.nl.

Vorige week zondag overleed Josephina Carolina Johanna Margaretha Sophia barones van der Borch van Verwolde op de leeftijd van ruim 103 jaar. Haar leven omspande meer dan een eeuw, waarin zij de gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen uit de geschiedenis van dichtbij zou meemaken. Deze gebeurtenissen zouden van grote invloed zouden zijn op de familie Van der Borch én op Verwolde, dat het centrum was voor haar en haar familie: de roaring twenties met grote economische groei, de beurskrach van 1929 met de daarop volgende crisisjaren, de Tweede Wereldoorlog en in de jaren hierna de sterk veranderde maatschappelijk omstandigheden.

In Memoriam
Josephina Carolina Johanna Margaretha Sophia barones van der Borch van Verwolde werd geboren op 26 augustus 1914 in Gorssel. Haar roepnaam was eigenlijk Caroline, maar in de familie werd zij haar leven lang Kieks genoemd. In Gorssel was haar vader, mr. Willem Henrik Emile baron van der Borch van Verwolde, vanaf 1911 burgemeester. Hij stamde uit een oudadellijk geslacht, dat zijn oorsprong in de 14e eeuw in het Duitse graafschap Lippe vindt. Een voorvader vestigde zich in de 17e eeuw als officier in Statendienst in de Nederlanden en door huwelijken en het bezit van Verwolde, ging de familie deel uitmaken van de Ridderschap van Zutphen. Haar moeder was Line Voûte, die uit een familie kwam die terug te vinden is in het blauwe boekje van het Nederland’s Patriciaat. Haar familie stamde oorspronkelijk uit Frankrijk en een voorvader vestigde zich begin 18e eeuw als koopman in Amsterdam. Kieks was het derde kind in het gezin en had twee oudere broers. Na haar werden er nog twee zusjes en een broertje geboren. Het gezin bewoonde het huis Het Mastler, dat binnen de gemeente Gorssel in Eefde gelegen was.

Afb. 2. Line barones van der Borch van Verwolde née Voûte met haar vijf oudste kinderen. Rechts vooraan: Kieks. Foto part. coll.

Naast het burgemeesterschap van een kleine gemeente als Gorssel, was er voor haar vader voldoende tijd over om andere activiteiten te ontplooien. Zo nam hij in het jaar van haar geboorte het initiatief voor een commissie om in Gorssel geld in te zamelen voor het Rode Kruis, had hij de leiding over de opvang van 100 Franse kinderen die voor het oorlogsgeweld in 1917 naar Nederland geëvacueerd waren en richtte hij in 1924 na grote overstromingen in het IJsselgebied een watersnoodcommissie op en gaf hij leiding aan het reddingswerk.

Daarnaast vond hij voldoende tijd om te gaan jagen en verloor op donderdag 2 oktober 1924 ‘… terwijl hij in Almen op de jacht was, zijn portefeuille, inhoudende een aanzienlijk geldbedrag…’, maar volgens krantenberichten werd deze de dag erna door een politiehond teruggevonden.

Op 1 januari 1928 werd hem op eigen verzoek eervol ontslag verleend en bij zijn afscheid was men vol lof: als burgemeester was hij daadkrachtig ‘… die de welvaart onzer plaats zeer zijn ten goede gekomen en die het aanzien onzer gemeente hebben verhoogd.’ Hij had een belangrijk aandeel in het nieuwe gemeentehuis ‘… dat zeker het mooiste en doelmatigste gebouw van dien aard in het geheele gewest is geworden.’ Hij zorgde voor verbetering van de wegen met nieuwe beplantingen ‘kenner als hij was van boschbouw…’, trad op tegen de werkloosheid door werkverschaffing, spande als voorzitter van een comité tot bevordering van de aanleg zich in voor de tramlijn Deventer-Zutphen en ‘… toonde een warm hart te hebben voor de behoeftigen, die steun van de overheid van noode hadden.’

Afb. 2. Allard Philip van der Borch (1690-1766), de eerste heer van Verwolde uit het geslacht Van der Borch.

Aanleiding voor het ontslagverzoek van haar vader was de verhuizing naar huis Verwolde, dat middelpunt was van een uitgestrekt landgoed. Evert Jan Benjamin van Goltstein kocht in 1738 huis Verwolde en 1/3 van de heerlijkheid en vervolgens werd zijn schoonzoon Allard Philip van der Borch (1690-1766) heer van Verwolde. Diens zoon, Frederik Willem van der Borch (1737-1781) werd de bouwheer van het huidige huis in 1776. Op huis Verwolde was in 1926 grootmoeder Paulina Adriana Jacoba barones van der Borch van Verwolde née barones van Zuijlen van Nijevelt overleden en hiermee kwam het huis beschikbaar voor bewoning door het jonge gezin.

Voordien werd het huis groots gerestaureerd en hiervoor waren de middelen ruim aanwezig, want haar moeder stamde uit een gefortuneerde familie. Overgrootvader Voûte had zich in de 19e eeuw in Ned.-Indië gevestigd en werd daar raadsheer in het Hooggerechtshof van Batavia. Diens zoon werd in 1887 medeoprichter van de firma Mirandolle, Voûte & Co., een importmaatschappij van Indische producten, en wist hiermee een groot fortuin op te bouwen. Dit Indische fortuin kwam goed van pas bij de restauratie van huis Verwolde: er werd een toren aangebouwd voor extra ruimte en om een meer kasteelachtig uiterlijk te verkrijgen, er kwam stromend water, elektriciteit, centrale verwarming, telefoon en zelfs een lift. Ook het park werd grondig aangepakt met onder meer een parterre met buxuspatronen in historiserende stijl.

Afb. 4. De achterzijde van huis Verwolde met links de toren die door de ouders van Kieks werd aangebouwd.

Toen alles klaar was, nam het gezin zijn intrek in het huis met daarbij een stoet personeel: in het huis werkte vier personen, in de tuin zes en in de bossen ongeveer twintig. Het inkomen voor deze royale leefstijl kwam uit Ned.-Indië en niet uit het landgoed. Heel lang hield deze grootse leefstijl geen stand, want door de krach van 1929 en de daarop volgende crisisjaren viel dit inkomen grotendeels weg en moest er bezuinigd worden. Huis Verwolde werd gesloten en het gezin ging voor drie jaar in Zwitserland wonen, waar het leven goedkoper was.

In 1934 besloten haar ouders uiteen te gaan. Haar vader vestigde zich eerst in het mondaine Montreux en later in Biarritz en hertrouwde twee keer: de eerste keer met de Amerikaanse Alma Orthwein en de tweede keer met jonkvrouwe Catharina Helena Maria van Suchtelen van de Haare, douairière mr. François Stephan Alexander baron Creutz. Haar moeder werd de nieuwe Vrouwe van Verwolde en nam het beheer hiervan op zich. Het grote huis werd niet meer bewoond, maar er werd een boerderij op het landgoed verbouwd en hier ging zij met haar kinderen wonen. In de jaren hierna verlieten de kinderen het huis. Zo ging de oudste broer van Kieks in Leiden rechten studeren en woonde een tijdlang in Parijs en haar op één na oudste broer vertrok naar Ned.-Indië om daar in het familiebedrijf Mirandolle, Voûte & Co. te gaan werken. Kieks vertrok naar Zürich in Zwitserland, waar zij aan het conservatorium piano studeerde.

Afb. 5. Het familiewapen Van der Borch van Verwolde: drie zwarte vogels in zilver.

Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zou grote gevolgen hebben voor de familie: haar oudste broer zat in het verzet, werd verraden en werd in 1943 door de bezettende macht gefusilleerd. Haar op één na oudste broer bracht deze jaren door in Japanse gevangenkampen. Huis Verwolde bood in deze jaren onderdak aan een sanatorium uit ’s-Gravenhage. Na de oorlog nam haar jongste broer het beheer van het landgoed over en ging met zijn gezin huis Verwolde weer bewonen – zeer tegen de zin van de moeder van Kieks, die het huis te groot en niet meer van deze tijd vond. Kieks woonde in deze jaren in Apeldoorn, tot zij terugkeerde naar Laren. Hier bewoonde zij op het landgoed Groot Bekman, waar ook haar moeder al gewoond had.

Huis Verwolde werd in 1977 voor een symbolisch bedrag van 1 gulden verkocht aan de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen, omdat de tijdsomstandigheden sterk veranderd waren: de inkomsten uit het landgoed liepen terug, terwijl de lasten snel waren toegenomen. Hierdoor was het bewonen van een dergelijk historisch huis niet langer mogelijk. Kieks bleef zich echter verbonden voelen met haar voorvaderlijk huis. Voor de restauratie van de unieke behangselen in de blauwe Chinese kamer deed zij een genereuze schenking, waarmee deze kamer in 2012 in oude glorie hersteld kon worden. Ook vierde zij ieder jaar traditiegetrouw haar verjaardag op Verwolde in de oranjerie of op Groot Bekman.

Op 20 juli van dit jaar was Kieks nog even landelijk nieuws, omdat zij 103 jaar oud voor het eerst op de plek was, waar op 20 juli 1943 haar broer Emile op 33-jarige leeftijd samen met 19 anderen werd geëxecuteerd. Hier woonde zij de herdenking bij en werd er namens de hele familie door haar nichtje Sophia een krans gelegd, die getooid was met linten, met daarop de namen Van der Borch van Verwolde en Voûte, in de kleuren geel en zwart – de kleuren waaraan de luiken van de boerderijen op Verwolde te herkennen zijn.

Op zondag 29 juli overleed ‘onze lieve Tante Kieks’ en haar neven en nichten zijn dankbaar dat zij zo lang van haar hebben kunnen genieten, die een laatste schakel was in de familiegeschiedenis naar een verdwenen verleden.

Afb. 6. De voorzijde van huis Verwolde: ontworpen door Philip Willem Schonk, architect van stadhouder Willem V.