DNA en overgang van adeldom: Baronet Pringle of Stichill

In het Verenigd Koninkrijk speelde zich onlangs een opmerkelijke rechtszaak af, waarbij het niet-adellijke, maar wel erfelijke predikaat van ‘Sir’ en ‘Baronet’ van de drager werd afgenomen, omdat hij niet de biologische nakomeling was van degene aan wie dit oorspronkelijk verleend was. Jonkheer mr. Dolph Boddaert, oud-advocaat en lid van de Raad van Advies van de Stichting Adel in Nederland, schreef hierover het volgende artikel, waarin hij ook nader ingaat op de vraag hoe het Nederlands adelsrecht hiermee zou omgaan.

DNA en overgang van adeldom: Baronet Pringle of Stichill

Van oudsher wordt verondersteld, dat bij overgang van adeldom ook een biologische afstamming noodzakelijk is. Men heeft “blauw bloed” of men heeft het niet. Maar is dat wel zo?

Anders dan men zou verwachten, geeft de Wet op de Adeldom 1994 hiervoor geen algemene regels. Alleen bepaalt artikel 3, dat door een amendement in de Wet is gekomen:

Afb. 2. Het familiewapen Pringle. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.
Afb. 1. Het familiewapen Pringle. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.

“Adeldom gaat ook volgens de bestaande regelingen met betrekking tot adeldom over op buiten het huwelijk geboren kinderen”.

De regel impliceert, dat adeldom ook overgaat op kinderen die binnen het huwelijk worden geboren. In de adeldiploma’s van voor de wetswijziging van 1994 werd standaard de formulering opgenomen, dat de adeldom zou overgaan op de “wettige afstammelingen” van de geadelde. Onder de nieuwe wet luidt de formule “al zijn afstammelingen, voor zover zij daarvoor volgens de wettelijke regelen in aanmerking komen”. Hieronder zijn dus sinds deze wetswijziging mede begrepen buiten huwelijk geboren kinderen (die veelal ook bloedverwantschap zullen hebben met de vader) of geadopteerde kinderen (bij wie dat in de regel niet het geval is)

Wat zijn nu de “wettelijke regelen” naar welke de Wet op de Adeldom verwijst?

In de eerste plaats is dat artikel 1:199 B.W., waarin als vader van een kind wordt aangemerkt:

  • de man die ten tijde van de geboorte was getrouwd met de vrouw uit wie het kind is geboren
  • de man die het kind heeft erkend
  • de man van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld
  • de man die het kind heeft geadopteerd.

Dat lijkt eenvoudig, maar het wordt al gauw ingewikkeld, wanneer je de vraag stelt of je zo maar een kind kunt erkennen. Artikel 1.204 B.W. leert, dat dit niet altijd het geval is. Een man kan een kind niet erkennen:

  • als hij volgens de wet geen huwelijk met de moeder kan sluiten, dus bv. als de moeder zijn zuster is
  • als hij nog geen 16 jaar is
  • zonder toestemming van de moeder (tenzij het kind intussen 16 jaar oud is) en zonder toestemming van het kind (als dat 12 jaar of ouder is)
  • als de man met een andere vrouw getrouwd is, tenzij de rechtbank heeft vastgesteld, dat er een voldoende nauwe band met moeder en/of kind is
  • als het kind al twee ouders heeft (zo ook bijvoorbeeld een kind met twee moeders, die getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben).
Afb. 3. De Tartan van de Clan Pringle - in 1998 nieuw ontworpen. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.
Afb. 2. De Tartan van de Clan Pringle – in 1998 nieuw ontworpen. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.

Maar nu een stap verder: In alle tot dusver genoemde gevallen, met uitsluiting van de adoptie, zal het meestal wel zo zijn, dat de vader het kind ook zelf heeft verwekt. Maar wat gebeurt er, als mocht blijken, dat dat niet het geval is?

De Nederlandse wetgeving heeft hiervoor een bijzonder praktische oplossing: niet de biologie, maar de Burgerlijke Stand geeft de doorslag. Een kind van een vader blijft in het algemeen zijn kind, ook als zou men kunnen zien, of met DNA kunnen aantonen, dat er geen sprake van bloedverwantschap is. Er is op deze regel slechts één uitzondering:

Ontkenning van het vaderschap, dat door huwelijk is ontstaan. Artikel 1:200 B.W geeft de mogelijkheid om het vaderschap te ontkennen op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is. De moeder kan dit verzoek indienen gedurende een jaar na de geboorte, de vader gedurende een jaar, nadat hij ermee bekend is geworden dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is. Het kind ten slotte heeft de tijd tot drie jaar na zijn meerderjarigheid.

Als deze ontkenning gegrond wordt verklaard, krijgt het kind de naam van de moeder en wordt het vaderschap geacht nooit gevolg te hebben gehad.

Ontkenning van de wettigheid is dus niet mogelijk ten aanzien van erkende en geadopteerde kinderen, noch van kinderen waarvan het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld.

In Nederland kan het dus niet zo zijn, dat men op latere leeftijd ineens wordt overvallen met een procedure, waarin wordt gesteld, dat jij, of je vader of je grootvader, geen natuurlijk kind was, met als gevolg, dat inbreuk wordt gemaakt op je wettigheid en je adeldom.

Dat het in Groot Brittannië allemaal anders is, hebben we kort geleden uitvoerig kunnen lezen.

Afb. 4. Sir James Pringle of Stichill, 4th Baronet (1726-1809), luitenant-kolonel en parlementslid. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.
Afb. 3. Sir James Pringle of Stichill, 4th Baronet (1726-1809), luitenant-kolonel en parlementslid. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.

In 1683 verkreeg Robert Pringle of Stichill van koning Karel II van Engeland de “baronetcy” van Stichill, een dorpje bij Kelso, Roxburghshire, Schotland, om te worden bezeten door hem en door “the male heirs of his body”. Een baronetcy is geen “peerage”, wordt verleend door de kroon, en gaat niet automatisch over na de dood van de titelhouder. De volgende pretendent moet bewijs leveren van zijn verwantschap met de vorige titelhouder. Deze gang van zaken vertoont gelijkenis met de gang van zaken overgang van titels bij eerstgeboorte in Nederland. De gegadigde wendt zich tot de Hoge Raad van Adel, of rechtstreeks tot het Ministerie, waarna hij zo nodig na het overleggen van bewijsstukken een verklaring ontvangt, dat hij gerechtigd is tot de titel. Hiermee kan hij dan zijn titulatuur in zijn geboorteakte laten wijzigen.

De 8e baronet, sir Norman Pringle, overleed in 1919, Hij had samen met zijn vrouw Florence drie zoons, Norman Hamilton (geboren 13 mei 1903), Ronald Steuart (1905) en James Drummond (1906). In 1920 werd op aanwijzing van de weduwe Florence de oudste zoon Norman door de daartoe bevoegde instantie bevestigd als 9e baronet. Na zijn overlijden in 1961 werd zijn oudste zoon sir Steuart Robert Pringle bevestigd als 10e baronet. Laatstgenoemde overleed in 2013, waarna zijn zoon Simon Pringle aanspraak maakte op de titel.

Afb. 5. De Pringle badge. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.
Afb. 4. De Pringle badge. Foto met dank aan www.clanpringle.co.uk.

Intussen had Norman Murray Pringle, zoon van Ronald Steuart (de tweede zoon vaan Norman Sr.) een verwantschapsonderzoek op touw gezet onder de familie Pringle, onder de naam “Pringle surname project” en in het kader van dat onderzoek had hij aan Steuart Robert Pringle een DNA monster gevraagd en ook gekregen. Later onderzoek van dit DNA monster wees uit, dat Steuart Robert geen nakomeling in biologische zin kon zijn van zijn grootvader Norman. Met andere woorden: Norman Hamilton was in 1902 niet verwekt door zijn wettige vader, maar door een andere man.

Op grond hiervan claimde Norman Murray Pringle in rechte de baronetcy van Stichill. Hoewel de formele beslissing berust bij de Kroon, dus bij Koningin Elizabeth, werd de zaak in hoogste instantie beslecht door de judicial committee of the privy council (JCPC).

In Nederland zou een dergelijk verzoek van Murray zijn weggehoond. De enige manier om in rechte vast te stellen, dat een kind niet in biologische zin van zijn vader afstamt, is een procedure tot ontkenning volgens artikel 1:200, die binnen een zeer korte termijn moet worden aanhangig gemaakt. Voor de rest geldt het principe: “Pater est quem nuptiae demonstrant.” De vader is de wettige echtgenoot van de moeder, een fictie waartegen (behalve bij een 1:200 procedure) geen tegenbewijs mogelijk is.

De procedure spitste zich toe op de beantwoording van twee vragen:

  1. Wie is de rechthebbende op de titel baronet of Pringle of Stichill?
  2. Mag het bewijs voortvloeiend uit een DNA test van sir Steuart Robert Pringle hierbij worden toegelaten?

Simon Pringle voerde uiteraard verweer tegen de claim van Norman Murray. Hij betoogde

  1. het aangevoerde bewijs was gericht tegen de status van overleden personen, en dit moet als ontoelaatbaar worden beschouwd
  2. het toelaten van een dergelijke bewijsvoering gaat in tegen een gang van zaken, die al enige generaties terug is geaccepteerd
  3. Steuart Robert Pringle had zijn DNA monster voor geheel andere doeleinden afgestaan, zodat het niet toelaatbaar was dit monster voor dit doel te gebruiken.

De JCPC heeft al deze verweren verworpen. Op 20 juni 2016 gaf dit college als zijn oordeel, dat het DNA bewijs de doorslag moest geven, niet Simon, maar Norman Murray werd aangewezen als opvolgende baronet. Gevolg gevend aan deze rechterlijke uitspraak schreef de daartoe bevoegde ambtenaar sir Ronald Steuart Pringle en zijn zoon sir Norman Murray Pringle in het register in als de 9e en 10e baronet van Stichill. Tegelijkertijd werden Norman Hamilton Pringle en zijn zoon Steuart Robert Pringle als zodanig uit dit register verwijderd. Sindsdien worden zij aangeduid als de “valse 9e en 10e baronet”.

Zowel de uitspraak als de daarop volgende registraties wekken verbazing en zouden naar Nederlands recht totaal anders worden beoordeeld. Men kan zich zelfs afvragen of de in Engeland gevolgde gang van zaken wel in overeenstemming is met de beginselen van het Verdrag voor de Mensenrechten. Wat dit laatste betreft, moet wel vermeld worden, dat het volgens de uitspraak van de JCPC slechts ging om een honoraire titel, waaraan geen eigendom van grond of andere rechten waren verbonden. Ik zou dan ook verwachten dat het EHRM een eventuele klacht zou afwijzen op grond van het feit, dat er geen wezenlijke rechten van Simon geschonden zijn.

Maar de daarop volgende doorhaling van de inschrijvingen van Norman Hamilton en Steuart Robert als 9e en 10e baronet komt bizar voor. Immers ten tijde van hun leven waren zij daadwerkelijk de 9e en de 10e baronet. Dat is historie en historie kan niet zomaar ongedaan worden gemaakt. Het doet denken aan de Sovjet tijd: Sovjet functionarissen staan op de ene dag nog vrolijk lachend naast Stalin op een foto, maar als zij in ongenade zijn gevallen, worden zij van de foto weggeretoucheerd. Zij worden zelfs uit de Sovjet geschiedenisboekjes gehaald. Zij worden geacht nooit te hebben bestaan.

Na de eerste wereldoorlog werd Zuid-Tirol met een Duits sprekende bevolking bij Italië gevoegd als “Alto Adige”. De bevolking werd verplicht hun Duitse achternamen te vervangen door Italiaanse namen en zelfs op oude grafstenen werden de namen van de overledenen door Italiaanse vervangen. Dit zijn bizarre toestanden, die men in de huidige tijd niet meer mogelijk acht.

Groot Brittannië heeft nooit een echte codificatie gekend, noch een burgerlijke stand. In ons continentale stelsel wordt de vraag naar afstamming niet beantwoord door DNA tests, maar door de akten van de burgerlijke stand.

Men zou verwachten, dat bloedverwantschap in biologische zin nooit een rol heeft gespeeld bij de vraag naar de overgang van adeldom, maar in de Nederlandse rechtspraak is dat helaas wel eenmaal het geval geweest.

Afb. 5. Het familiewapen Boreel de Mauregnault.
Afb. 5. Het familiewapen Boreel de Mauregnault.

Jonkheer en mevrouw Boreel de Mauregnault besloten in de jaren 60 twee kinderen te adopteren. Ten gevolge van deze adopties verkregen de beide zoons de status van wettig kind. In 1970 verzochten zij voor deze zoons inschrijving in het filiatieregister van de Nederlandse adel. Na een afwijzende beschikking volgde een administratieve procedure, eindigend met een K.B. van 9 augustus 1975, waarbij het verzoek om voorziening werd afgewezen. In het K.B. van 13 februari 1815 nr. 60 wordt namelijk gesproken over “wettige afstammelingen”. Hieruit leidde de besluitgever kennelijk af, dat afstamming en wettigheid als twee afzonderlijke vereisten voor adeldom zouden worden gesteld.

De wetgever heeft in deze kwestie voorzien. Op 1 augustus 1994 trad de Wet op de Adeldom in werking. Deze wet voorzag uitdrukkelijk in de overgang van adellijke titels en predikaten op natuurlijke en adoptiefkinderen.

Gevallen als die van de baronet Pringle of Stichill zouden zich in theorie in Nederland ook kunnen voordoen. Het zou dan moeten gaan om een geval, waarbij meerdere gegadigden aanspraak zouden maken op een opengevallen titel bij eerstgeboorte. Hiervan is mij geen geval bekend. En ik verwacht, dat in een soortgelijk geschil in Nederland toch de akten van de Burgerlijke Stand en niet het DNA de doorslag zouden geven.

Bergen september 2016

Dolph Boddaert

Publicaties:

JCPC 2015/0079, 20 juni 2016

KB 9 aug. 1975 no. 31, HPS 1976, p. 7-9, 50-53 en 93-94. DNL 94 (1979, 421-423. Liber Amicorum C.C. van Valkenburg 1985, 202.