Op stand aan de wand (4) Het portret van jonkvrouw Elisabeth Carolina Boddaert (1866-1948)

Afb. Jonkvrouw Elisabeth Carolina Boddaert (1866-1948), potloodtekening uit 1905 in De Prins der geïllustreerde Bladen, gesigneerd ‘v.Leersc.’, part. coll.

Het onderstaande verhaal stond in het digitale magazine van AiN, jaargang 1, nr. 4 – augustus 2017. Dit magazine wordt per mail aan de donateurs van de stichting Adel in Nederland toegestuurd. Voor iedereen die nu thuis zit i.v.m. het coronavirus gaan wij in de komende tijd een aantal artikelen uit ons magazine gratis op onze website zetten.

In De Prins der geïllustreerde Bladen van november 1905 staat dit fraai getekende portret van deze opmerkelijke freule, die faam verwierf als stichtster en directrice van de Boddaert Tehuizen in Amsterdam. A. Lankelma, directrice van het Kinderhuis te Utrecht, schreef in het bijgaande verhaal als afsluiting: “De maanden, die ik in dat Tehuis voor schoolgaande kinderen ben werkzaam geweest, heb ik haar organisatie-talent, haar sanitaire kennis leeren apprecieeren, maar bóven alles haar groot geduld en eindelooze toewijding leeren bewonderen en daarnaar eenigszins kunnen afmeten haar ware, groote liefde voor het Kind der Armen.”

Jonkvrouw Elisabeth Carolina Boddaert werd geboren op 24 september 1866 op kasteel Westhove in Oostkapelle. Het kasteel werd enkele jaren daarvoor door haar vader, jonkheer mr. Jacques Phoenix Boddaert (1811-1885) gekocht, waarmee het van de sloop gered was en het gezin bracht hier de zomermaanden door.

Haar vader stamde uit een oude familie uit West-Vlaanderen, die zich begin 17e eeuw eerst als kooplieden in Amsterdam vestigde, maar daarna al snel naar Middelburg verhuisde. Hier vervulde de familie vervolgens eeuwenlang een vooraanstaande rol in onder meer het bestuur. Uit zijn eerste huwelijk met Anna Petronella barones van Heeckeren van Brandsenburg (1818-1860) kreeg haar vader 10 kinderen, waarvan er twee levenloos geboren werden en twee jong stierven. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote hertrouwde hij haar zuster Elisabeth Caroline barones van Heeckeren van Brandsenburg (1822-1882).

Het geslacht Van Heeckeren is een oude Gelderse adellijke familie, die eeuwenlang een prominente rol speelde in de Graafschap Zutphen. De vader van de beide meisjes Van Heeckeren kwam als controleur der posterijen en directeur van brieven en posterijen naar Zeeland, waardoor de Zeeuwse connectie ontstond.

Uit het tweede huwelijk werd in 1863 een levenloze zoon geboren, maar drie jaar later zag Elisabeth Carolina het levenslicht. Haar vader was werkzaam als rechter in de arrondissementsrechtbank in Middelburg, terwijl haar moeder de zorg had voor het grote huishouden in de zomermaanden op kasteel Westhove en in de rest van het jaar in het stadshuis in Middelburg. Daarnaast zette zij zich in voor hulpbehoevenden en ook Elisabeth werd daarbij al jong betrokken, want er werd geschreven “… hoe zij als kind reeds met haar goede moeder naar de armen in hun buurtschap trok en hoe de Vrouwe van het Kasteel, uit aanleg en behoefte, de vraagbaak, raadgeefster en ziekenverpleegster voor de bevolking was.”

Door de huwelijken die de kinderen de een na de ander sloten, werd het grote huishouden steeds kleiner en na de verkoop van kasteel Westhove in 1880 verhuisde zij met haar ouders en Anna, het enige zusje dat nog thuis woonde, naar ’s-Gravenhage. Datzelfde jaar huwde Anna echter ook en bleef Elisabeth als veertienjarige meisje over met een vader die inmiddels 69 jaar was en een moeder van 58 jaar oud. In deze jaren kreeg zij privé-onderwijs en zat zij waarschijnlijk twee jaar op buitenlandse kostscholen.

In 1882 overleed haar moeder ‘…na een langdurig lijden, in den ouderdom van 59 jaren…’ en 3 jaar later kwam ook haar vader te overlijden. Na eerst in Lausanne de École de Garde-Malades te hebben bezocht, waar zij haar verpleegsterdiploma behaalde en wijkverpleegster was, ging zij als verpleegster in Edinburgh werken in de Royal Infirmary, dat in die tijd zeer goed aangeschreven stond door de hervormingen van de bekende Florence Nightingale. Hier “… heeft zij het voorbeeld door haar te vroeg overleden moeder gegeven, nagevolgd.”

Een periode van noodzakelijke rust volgde en “… de herinnering aan de zee, de mooie wolkenluchten en de vruchtbare akkers van haar open land, trokken haar naar Westhove”, maar daarna vertrok zij naar Berlijn, waar zij haar ervaring bij de opvang van ontslagen gevangenen en armenzorg opdeed, die haar later zo van pas kwamen.

Na terugkeer in Nederland vestigde zij zich in Amsterdam en stichtte hier in 1903 met eigen middelen haar eerste tehuis: “En daar, daar heeft zij, gesteund door de ervaring in haar werkkring opgedaan, de groote behoefte gevoeld aan een Tehuis voor het schoolgaand kind van den werkman, dat door het missen van een thuis, als vader, moeder of beiden in het mooiste geval, van ’s morgens tot ’s avonds arbeiden voor hun schamel stukje brood, maar al te dikwijls gepredistineerd zijn tot physieken en moreelen ondergang.” Hierbij liet Elisabeth Boddaert zich niet leiden door een gevoel van liefdadigheid, maar van rechtvaardigheid.

Tot aan haar overlijden bleef zij zich haar leven lang inzetten voor haar Tehuizen, waarbij zij zich vanaf 1914 gesteund wist door haar goede vriendin en later huisgenote jonkvrouw Constantia Gerharda Heije (‘Onny’) van Spengler (1891-1965), die pedagoge was. Deze kon haar vervangen bij afwezigheid en volgde haar zelfs uiteindelijk op als directrice van de Vereniging Boddaert Tehuizen.

Toen zij op 22 februari 1948 overleed, stond er in de krant: “Een leven, gewijd aan de belangen van het ontredderde kind, is afgesloten: freule Elisabeth Carolina Boddaert is, 81 jaar oud, overleden” en “In 1903 opende zij het eerste der bekende Boddaert-tehuizen, die weldra door meer werden gevolgd en veel goeds tot stand hebben gebracht voor ontredderde kinderen. Moeilijk was haar werk, mét taaie volharding heeft zij het doorgezet. Meermalen hebben geldzorgen haar gekweld, maar zij versaagde niet. Er is veel veranderd, de sociale inzichten zijn gewijzigd, ook ten goede. Dat dat kon geschieden, is te danken aan het volhardende pionierswerk van freule Boddaert.”

Bronnen & Literatuur
Nederland’s Adelsboek, jaargang 80 (1989). ’s-Gravenhage, 1-9.
Nederland’s Adelsboek, jaargang 84 (1994). ’s-Gravenhage, 328 en 329.
Nederland’s Adelsboek, jaargang 93 (2008). ’s-Gravenhage, 502.
Algemeen Handelsblad, 23 februari 1948, 2.
De Prins der geïllustreerde Bladen, vijfde jaargang, nr. 20, 11 november 1905, 229 en 230.
CBG verzameling familieadvertenties, Boddaert tot 1970, 5.
http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/boddaert, bezocht 23 augustus 2017.